‘Er is wel degelijk innovatie en ontwikkeling in Afrika’

Frugal Innovations: het zijn wonderen van ‘less is more'.  Tot de grens versoberde hightech voor de armsten ter wereld. Het Centre for Frugal Innovation in Africa (CFIA) onderzoekt de succesfactoren en impact ervan in Afrika. Het CFIA is een van de multidisciplinaire centra opgericht onder de vlag van de strategische alliantie Leiden-Delft-Erasmus.


Frugal Innovation. De term zingt rond de laatste jaren. Complexe hightech producten worden gestript van alle franje totdat alleen het absoluut functionele overblijft: robuust en goedkoop. Het kan ook met diensten, zoals verzekeringen of telecom. Doelgroep vormt de enorme markt van de vier miljard armsten ter wereld en de kleine maar groeiende laag net daarboven. Bekende voorbeelden zijn de zakjes waspoeder voor koud water van Unilever of de Nanocar (2000 dollar) van het Indiase megabedrijf Tata.

Maar hoe ontwerp je precies het goede product en hoe bereik je de markt? En schiet de bevolking er op lange termijn iets mee op? En dan blijkt dat er een hele wereld zit achter zo’n waszakje. Een wereld van technologie en ontwerp, van lokale kennis en waarden, van businessmodellen en van normen en regels over arbeid, milieu en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Het Centre for Frugal Innovation in Africa verkent deze wereld. De hoofdvraag: kunnen deze ‘frugal innovations’ voor de ontwikkeling van Afrika daadwerkelijk iets betekenen? En hoe kunnen lokale ondernemers en buitenlandse multinationals daarbij samenwerken?

Driemanschap

Het initiatief kwam in 2012 van een driemanschap: Peter Knorringa (hoogleraar ‘Private Sector & Development’ aan het International Institute for Social Studies in Den Haag, deel van de Erasmus Universiteit Rotterdam), Cees van Beers (hoogleraar Management van technische innovaties aan de TU Delft) en André Leliveld, econoom in het Afrika Studie Centrum in Leiden.

Van elke universiteit nodigden zij drie mensen uit om mee te doen, toen de Colleges van Bestuur hen in het kader van de Leiden-Delft-Erasmus samenwerking uitnodigden hun plannen uit te werken. Ook haalden ze Afrikaanse partners erbij.

Knorringa: ‘Bij de Rotterdam School of Management bijvoorbeeld bestuderen ze business modellen en werken ze ook met ontwikkelingslanden. Wij leveren nieuwe casussen aan, wat voor hen weer aantrekkelijk is.’

Van Beers hoefde in Delft niet eens te zoeken: ‘De mensen kwamen naar ons toe.’ ‘Hé, daar ben ik zelf mee bezig’, zei Nick van der Giesen van Civiele Techniek, die een dicht netwerk van basale weerstations in Afrika opzet. En Leidenaar Adré Leliveld wist weer dat Ria Reis, medisch antropoloog in het Leids Universitair Medisch Centrum, jarenlang onderzoek had gedaan in Afrika.

Knorringa, Van Beers en Leliveldt
De drie initiatiefnemers: André Leliveld, Peter Knorringa en Cees van Beers

Koortsthermometer

Reis leidt nu een van de projecten. Met collega’s van het LUMC en van de Delftse faculteit Industrieel Ontwerpen van Delft zoekt ze uit hoe je een ‘frugal’ koortsthermometer kunt ontwerpen en implementeren in Afrika. Natuurlijk, zo’n thermometer moet goedkoop zijn, tegen hitte kunnen en geschikt zijn voor mensen die niet kunnen lezen. Maar er komt veel meer bij kijken.

Knorringa: ‘Dat was voor mij een eyeopener: het belangrijkste doel ervan is niet dat hij precies vertelt of je 39 of 40 graden hebt, maar dat hij aangeeft of je wel of geen koorts hebt. In Afrika is men vaak panisch voor koorts; zodra een moeder denkt dat haar kind koorts heeft zal ze alles doen om bij een kliniek te komen. Dat betekent niet zelden 24 uur reizen, veel kosten maken, en vaak voor een onnodig consult. Het signaal van de thermometer is dan vaak: geen reden voor paniek.’ 

Frugal thermometer
Aan het werk in Zambia voor de Frugal Thermometer

Zelf kijken de drie trekkers vooral met een economische-ontwikkelingsbril naar frugal innovations. Van Beers: ‘Het is zeker niet zo dat er in Afrika geen innovatie is; vooral in de ICT gebeurt lokaal juist heel veel. Het probleem is de opschaling, en de weg naar de markt. In Azië is het anders, grote Aziatische bedrijven maken zelf voor de eigen markt al frugal innovations. Afrika is veel minder geïndustrialiseerd en zal met buitenlandse bedrijven moeten samenwerken.’

Multinationals en kleine ondernemers

Dat juist lokale ondernemers de motor van innovatie zijn in Afrika biedt hoop; innovatie voltrekt zich niet ergens ver boven de hoofden van de bevolking. De hypothese van de onderzoekers is dat zogenoemde polycentrische technologienetwerken van multinationals én lokale ondernemers cruciaal zijn voor het welslagen van innovatie in Afrika, en voor structurele economische ontwikkeling. Van Beers: ‘Gelukkig raakt het Nederlandse bedrijfsleven steeds meer geïnteresseerd in Afrikaanse markten.’

Als ze gelijk hebben is ook de economische theorie over innovatie aan herziening toe. Leliveld: ‘Op Afrika worden meestal geen innovatietheorieën losgelaten. Meestal wordt verwezen naar Marx en de verworpenen der aarde. Maar wij kijken juist wel naar groei en transformatie. En wij komen kwamen bij Schumpeter terecht: de man die innovatie als motor aanwees voor ontwikkeling en ook de man van de ‘creative destruction’.

Schumpeter

Van Beers: ‘En wat voor ons nou zo interessant is: de vroege Schumpeter zag aanvankelijk vooral de kleine ondernemer als bron van innovatie. Maar later in zijn leven erkende hij dat alleen grote ondernemingen robuust genoeg waren om aan duurzame R&D te doen. Netwerken van grote multinationals en lokale ondernemers zouden wel eens de missing link daartussen kunnen vormen.’

 

 

Meer informatie vindt u op:
Website Centre for Frugal Innovation in Africa